Spanning en overspanning

Samenvatting

Overspanning is een samenhangend beeld van spanningsklachten met aanzienlijke beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren.

Bij de anamnese vormt de arts een oordeel over de mate van lijdensdruk en functioneringsproblemen in werk en privéleven. De focus van de aanpak ligt op het herstel van het privé- en beroepsmatig functioneren. Voor een doelmatige begeleiding van overspanning is een tijdcontingente en systematische benadering van het ziektebeloop van belang. Het ziektebeloop beslaat een drietal fasen: de crisisfase, de probleemoplossende fase en de toepassingsfase. Factoren als de aanwezigheid van een arbeidsconflict, ongewenst gedrag of ingesleten patronen en persoonlijkheidskenmerken kunnen de prognose negatief beïnvloeden. Nazorg wordt geborgd door de toepassing van terugvalpreventie.De gemiddelde duur van het verzuim ten gevolge van overspanning is 23,08 weken. Er zijn geen betrouwbare incidentie- en prevalentiecijfers van overspanning.

Algemeen

  • CAS-codes: P619 – overspanning; P109 – spanningsklachten; P611 – burn-out

  • ICD-10-codes: F43 – stress disorder, acute; F48 – neurasthenie

Synoniemen

  • Spanningsklachten.

  • Stress disorder.

  • Acute aanpassingsstoornis.

Afbakening

De (bedrijfs)arts is alert op een depressie bij alle patiënten met psychische klachten, inclusief de patiënten die voldoen aan de criteria voor een ander beeld. Bovendien is de bedrijfsarts alert op een depressie bij patiënten met een frequent verzuim vanwege wisselende klachten, bij een aanhoudende, onverklaarbare vermoeidheid, bij klachten van slapeloosheid en/of bij een depressieve episode in de persoonlijke voorgeschiedenis of de familie. De (bedrijfs)arts is alert op een angststoornis bij alle patiënten met psychische klachten, inclusief de patiënten die voldoen aan de criteria voor een ander beeld. Bovendien is de bedrijfsarts alert op een angststoornis bij (patiënten met) een voorgeschiedenis van frequent verzuim vanwege wisselende klachten, een verhoogde medische consumptie en nerveuze gespannenheid.

1. Diagnose en behandeling

1.1. Definitie

Overspanning is een samenhangend klinisch beeld van spanningsklachten met aanzienlijke beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren. Verondersteld wordt dat overspanning staat voor overbelasting van de draagkracht in verhouding tot de draaglast van de patiënt.

Kenmerkend voor burn-out is een lange voorgeschiedenis met spanningsklachten, emotionele uitputting en verminderde competentie (sociaal disfunctioneren) met een negatieve houding ten opzichte van het werk of de werkomgeving. In feite betreft het een vorm van overspanning met een conceptueel mogelijk ernstiger en langduriger beloop, maar met dezelfde diagnostische en therapeutische benadering.

1.2. Diagnostiek

Anamnese

De arts vormt zich bij een patiënt met overspanning een oordeel over de mate van lijdensdruk en functioneringsproblemen (eventueel verzuim) in het werk en privéleven. Ook informeert hij naar de visie van de patiënt over uitlokkende factoren, het perspectief en mogelijke oplossingen in de privé- of werksituatie. De arts schat het probleemoplossend vermogen in van de patiënt en diens (werk)omgeving.

De arts heeft aandacht voor de volgende punten:

  • Klachten: moeheid, lusteloosheid, gespannenheid, piekeren, slecht slapen of juist veel slapen, prikkelbaarheid, emotionele labiliteit, concentratieproblemen, gedeprimeerdheid, gevoelens van onmacht, verlies van interesse en demoralisatie.

  • Voorgeschiedenis: functioneringsproblematiek. Deze is bij spanningsklachten en overspanning <12 weken. Bij burn-out is er sprake van een langere voorgeschiedenis van disfunctioneren.

Uitlokkende factoren

Stressoren zoals ziekte, hoge werkdruk, aspecten van rouw, conflicten.

Kwetsbaarheid:

  • Is er sprake van een slechte lichamelijke conditie?

  • Zijn de copingstrategieën adequaat?

  • Is er sprake van een kwetsbare persoonlijkheid?

Risicofactoren

  • Stressoren in zowel privésituatie als in de werksituatie.

  • Er zijn aanwijzingen dat bij vrouwen een dubbele belasting van een gezin met kinderen naast een betaalde baan een risicofactor is voor overspanning.

Lichamelijk onderzoek

Bij aanwijzingen in de anamnese voor andere of bijkomende aandoeningen wordt gericht lichamelijk onderzoek gedaan.

Aanvullend onderzoek

  • 4DKL (vierdimensionale klachtenlijst) is een vragenlijst voor het meten van vier symptoomdimensies: ‘distress’, depressie, angst en somatisatie.

  • UBOS (Utrechtse Burnout Schaal): dit instrument kwantificeert burn-out.

  • De Overspanningsklachtenlijst: een diagnostisch instrument dat goed bruikbaar is in de bedrijfsgeneeskundige praktijk om aanwezigheid van een toestand van overspanning c.q. het chronisch stresssyndroom vast te stellen.

Bij patiënten die niet reageren op de aanpak of langdurig klachten houden, wordt (eerder) aanvullend onderzoek overwogen.

Differentiaaldiagnose

  • Depressie.

  • Angststoornis.

  • Alcohol-drugsproblemen.

  • Lichamelijke ziekten.

  • Overige psychiatrie.

1.3. Behandelplan

De focus van de aanpak ligt op het herstel van het privé- en beroepsmatig functioneren. Voor een doelmatige begeleiding van overspanning is een tijdcontingente en systematische benadering van het ziektebeloop van belang. Het ziektebeloop van de patiënt blijkt een drietal fasen te doorlopen: de crisisfase, de probleemoplossende fase en de toepassingsfase.

Crisisfase

De ontredderde patiënt heeft het gevoel de controle over zichzelf en zijn situatie kwijt te zijn. In deze fase hervindt de patiënt de controle op cognitief en emotioneel niveau. Hij/zij komt tot rust. Daarnaast verkrijgt de patiënt inzicht in wat er is gebeurd en accepteert de overspanning.

Deelnemen aan het arbeidsproces is vaak niet goed mogelijk.

Persoonlijke adviezen: concrete en gedoseerde dagelijkse activiteiten, leefregels, emotioneel afstand nemen van het werk, zowel gedoseerde rust en ontspanning als lichaamsbeweging.

Probleemoplossende fase

In deze fase brengt de patiënt structuur aan in de problemen in samenspraak met zijn/haar omgeving. De sociale en arbeidsre-integratie komen weer in beeld. Concrete werkhervatting is doorgaans pas zinvol als de patiënt zicht heeft op concrete oplossingen voor ten minste een deel van zijn problemen.

Toepassingsfase

De patiënt past de verworven inzichten en vaardigheden geleidelijk in praktijksituaties toe en herstelt daarmee het functioneren.

Medische behandeling

Instrumenten die toegepast kunnen worden in de begeleiding van de patiënt in één van de drie fasen:

  • cognitieve gedragstherapie;

  • stressoculatietherapie;

  • een stapsgewijze tijdcontingente en systematische benadering.

1.4. Prognose medisch herstel

Een tijdcontingente benadering bevordert het spontane herstel. Er wordt van de volgende doelen uitgegaan:

  • Ongeveer 3 weken na het begin van de crisis heeft de patiënt een idee over het hoe en waarom van de problemen.

  • Na ongeveer 6 weken heeft de patiënt de problemen in kaart gebracht en is er een idee over mogelijke oplossingen.

  • Na ongeveer 9 weken zijn de oplossingen uitgewerkt en is er een concreet idee over het toepassen hiervan.

  • Na ongeveer 12 weken zijn deze oplossingen duidelijk gerealiseerd of is er duidelijk zicht op.

Voorspellende factoren die de prognose negatief kunnen beïnvloeden, zijn:

  • de aanwezigheid van een arbeidsconflict als de belangrijkste etiologische factor;

  • ongewenst gedrag (indien de confrontatie met ongewenst gedrag een rol speelt);

  • het een rol spelen van sterk ingesleten patronen van irrationele cognities of persoonlijkheidskenmerken.

1.5. Belemmeringen medisch herstel

Comorbiditeit

  • Depressie.

  • Angststoornis.

  • Somatische klachten.

  • Alcohol-/middelengebruik.

Complicaties

  • Pathologische ontwikkeling richting depressieve stoornis, angststoornis of somatisatie.

  • Gebrek aan professionele begeleiding.

Werkfactoren

Zie paragraaf 2.5.

2. Re-integratie

2.1. Diagnostiek arbeidsmogelijkheden

De bedrijfsarts gebruikt de arbeidsanamnese om de werkbelasting van de werknemer in kaart te brengen. Op basis daarvan is een oordeel te vormen over de belasting in de werksituatie.

Blootstelling

Besteed met betrekking tot de blootstelling aandacht aan de arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaarden, werkdruk, regelmogelijkheden en sociale relaties.

Diagnostische hulpmiddelenvragenlijsten

  • 4DKL.

  • UBOS.

  • Overspanningsklachtenlijst.

Werkplekonderzoek

Indien nodig kan een arbeidsdeskundige de functiebelastbaarheid in kaart brengen. Dit om na te gaan of er specifiek belastende factoren aanwezig zijn. Zie conditionele en causale relaties.

Bekende conditionele relaties
  • Werkdruk: de hoeveelheid werk die verricht moet worden binnen een bepaalde tijd, alsmede de verantwoordelijkheid die met het werk samenhangt. Werkdruk kan in zowel fysieke, geestelijke als emotionele zin belastend zijn.

  • Regelmogelijkheden: deze hebben betrekking op de mate van vrijheid waarin de werknemer zijn of haar werk(tijd) kan indelen, evenals op veranderingen in de inhoud van het werk, bijvoorbeeld door een reorganisatie.

  • Sociale situaties: deze hebben betrekking op zowel de relaties binnen de werksetting (collega’s, leidinggevenden) als de relaties waarop het werk is gericht (patiënten, leerlingen, passagiers).

Bekende causale relaties (beroepsziekte)

De stressoren werkdruk, regelmogelijkheden en sociale relaties worden vooral aangetroffen in de onderwijssector, bij beroepen in de gezondheidssector, in (middel)managementfuncties en bij bus- en tramchauffeurs.

2.2. Functionele mogelijkheden

Van de zes rubrieken waaruit de FML is opgebouwd, zijn de te verwachte beperkingen voor werknemers met spanningsklachten, overspanning en burn-out te vinden in de rubriek 1 (persoonlijk functioneren).

FML-item Rubriek
Concentreren van de aandacht I-1
Verdelen van de aandacht I-2
Herinneren I-3
Inzicht in eigen capaciteiten I-4
Doelmatig handelen (taakuitvoering) I-5
Zelfstandig handelen (zelfstandige taakuitvoering) I-6
Handelingstempo I-7
Overige beperkingen in persoonlijk functioneren I-8
Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid I-9

 

2.3. Re-integratieplan

Algemene adviezen

Geef voorlichting aan de leidinggevende (en zo nodig collega’s) met betrekking tot de aandoening en de consequenties voor het werk.

Adviseer leidinggevende over de tijdcontingente aanpak, over het beleid ten aanzien van eventuele oorzakelijke of onderhoudende factoren en ten aanzien van tijdelijke werkaanpassingen in uren en taken.

Adviseer de werkomgeving ten aanzien van aspecten als een duidelijke opstelling en een duidelijke werk- en taakstructuur en het verlenen van emotionele ondersteuning.

In deze fase kan de werkgever gebruik maken van de Leidraad-Donner.

Persoonsgerichte adviezen

Adviseer de werknemer zo veel mogelijk contact te houden met het werk. Dit is zeker als het verzuim langer gaat duren van cruciaal belang voor de uiteindelijke werkhervatting. Daarnaast is het van belang met de werknemer in de begeleidende fase een aantal aspecten te bespreken. Deze staan beschreven in de Richtlijn voor bedrijfsartsen; handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische klachten. 2 Zie verder paragraaf 1.3.

Werkgerichte adviezen

Als uit de arbeidsanamnese en/of het werkplekonderzoek blijkt dat de huidige belasting in het werk te hoog is, is het bespreken van mogelijke oplossingen met de werknemer aan de orde.

De patiënt kan hier geadviseerd worden op de volgende onderdelen:

  • arbeidsverhoudingen;

  • arbeidsinhoud;

  • arbeidsomstandigheden;

  • arbeidsvoorwaarden.

Evaluatiemomenten vinden plaats na 3, 6, 13, 13 tot 26 weken en vanaf 26 weken.

2.4. Prognose herstel belastbaarheid

Algemeen

  • Na 6 tot 13 weken partiële werkhervatting.

  • Na 26 weken volledige werkhervatting.

Prognostische factoren

  • Regelmatig contact tussen leidinggevende en de zieke werknemer heeft een verzuimreducerend effect. 7

Persoonsgebonden factoren

  • Ouderen kunnen door een vermindering van werk- en herstelvermogen meer tijd nodig hebben om te herstellen.

  • Bij vrouwen kunnen de gecombineerde thuis-werkbelasting, de risico’s in het werk, de neiging van arboprofessionals om vrouwen meer met rust te laten een mogelijk een trage werkhervatting verklaren.

  • Bij hoogopgeleiden kunnen hoge mentale eisen en veel regelmogelijkheden in het werk een trage werkhervatting verklaren. Door het hoge niveau van regelmogelijkheden melden hoogopgeleiden zich mogelijk pas laat in het ziekteproces met relatief ernstige klachten ziek.

  • De verwachting die een werknemer heeft over de verzuimduur, voorspelt de daadwerkelijke duur van het verzuim.

2.5. Belemmeringen herstel belastbaarheid/werkhervatting

Werkgebonden belemmeringen

  • Aanwezigheid van een arbeidsconflict.

  • Gebrekkige acceptatie door collega’s en werkgevers van de aanwezige klachten.

  • Beperkte flexibiliteit van werkgevers om werk aan te passen.

Persoonsgebonden belemmeringen

  • Het uitblijven van een probleemoplossende attitude. 2

  • Bij relatie- en opvoedingsproblemen kan het sociale steunsysteem wegvallen.

  • Overbelasting door zorg voor zieke partner of kind.

Medisch belemmeringen

Zie paragraaf 1.5.

3. Epidemiologie

  Man Vrouw Totaal
Incidentie      
Prevalentie      
WAO-instroom 2002      
Aantal* 4627 7333 11.960
% totaal (11,0%) (14,6%)  
Beroepsziekten 2005      
Aantal     794
% totaal     59

* Totaal van de CAS-codes P109, P611, P619.

Toelichting

  • Er zijn geen betrouwbare incidentie- en prevalentiecijfers van overspanning. Zie ook Landelijke Eerstelijns SamenwerkingsAfspraak Overspanning. 1

  • Als gevolg van strengere toegepaste arbeidsongeschiktheidscriteria bij de WAO-beoordeling nam de WAO-instroom in 2004 af tot 54% van de WAO-instroom 2002; WAO-instroom wegens overspanning in 2004 was 8,1% van totaal.

  • Beroepsziekten: Er zijn in 2005 in totaal 1336 meldingen van psychische aandoeningen geweest waarvan 794 met de diagnose overige aanpassingsstoornissen, surmenage. De diagnose neurasthenie is één keer gemeld.

  • Risicovolle beroepen: 8 bus- en tramchauffeurs, (middel)management functies.

  • Risicovolle branchesectoren: 8 onderwijs, gezondheidssector.

4. Verwijzen en samenwerken

Algemeen

Zowel de huisarts als de bedrijfsarts kan de begeleiding uitvoeren. Als uitgangspunt geldt dat de eerste die de patiënt ziet met de begeleiding begint of bij specifieke problematiek naar de ander verwijst:

  • De bedrijfsarts consulteert of verwijst naar de huisarts
    bij differentieeldiagnostische twijfel aan de diagnose overspanning of een vermoede van comorbiditeit en bij problemen die betrekking hebben op de privésituatie zoals psychosociale problemen.

  • De huisarts verwijst naar de bedrijfsarts bij specifiek werkgerelateerde problematiek.

  • De huisarts/bedrijfsarts verwijst:

    • bij complexe organisatieproblematiek naar arbeid- en organisatieadvisering of multidisciplinaire re-integratie teams;

    • naar een psycholoog bij psychosociale problematiek;

    • naar bedrijfsmaatschappelijk werk bij werkgerelateerde problematiek.

Voor de verschillende professionals zijn de verwijsafspraken in een leidraad weergegeven.

Voor bedrijfsartsen en huisartsen: Landelijke Eerstelijns SamenwerkingsAfspraak Overspanning. 

Voor psychologen: Werk en psychische klachten. Richtlijn voor psychologen. NIP en LVE (2006).

Voor de bedrijfsartsen: NVAB-Richtlijn Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met Psychische klachten. 

 

5. Verzuimreferentieduren

De referentiegegevens voor de verzuimduur per lemma zijn gebaseerd op verzuimgegevens van vier arbodiensten van verzuimgevallen die in 2004 of in 2005 zijn beëindigd. Omdat in veel gevallen er pas bij 6 weken verzuim een diagnose door een bedrijfsarts is genoteerd hebben we alleen verzuimgevallen die minimaal 43 dagen duren meegenomen. In totaal waren dit 244.995 gevallen. Waarvan 118090 mannen en 126905 vrouwen. Het aantal vrouwen in onze groep ligt dus iets hoger.

In de grafiek met uitstroomcurven is weergegeven welk deel van de verzuimgevallen het werk hervat binnen een bepaalde periode. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste hervatting (groene lijn), 50% hervatting (blauwe lijn) en volledige werkhervatting (rode lijn). Rond iedere lijn zijn met stippellijntjes (in dezelfde kleur) de onzekerheidsmarges ( 95%-betrouwbaarheidsinterval)  weergegeven.

De tabel met kengetallen geeft het gemiddelde aantal weken tot de werkhervatting weer. Bovendien is het 25e percentiel, de mediaan en het 75e percentiel gegeven. Deze geven respectievelijk aan na hoeveel weken 25% van de werknemers met de betreffende aandoening het werk heeft hervat, 50% het werk heeft hervat en 75% het werk heeft hervat. Er kan een verschil zijn tussen de steekproefomvang (valid N) in de eerste, tweede en derde kolom omdat niet bij alle verzuimgevallen er eerst een gedeeltelijke hervatting heeft plaatsgevonden of de datum daarvan onbekend is.

Als laatste is aangegeven het % tot de totale gevallen

De laatste grafiek geeft de uitstroom per maand weer voor volledige werkhervatting.

Wia instroom

Voor deze tabel zijn data van het UWV gekregen. U ziet het totale aantal beslissingen dat in 2006 en 2007 is genomen in de betreffende categorie.

Algemene gegevens :

Alle diagnoses gezamenlijk

  Aantal weken tot eerste hervatting Aantal weken tot 50% hervatting Aantal weken verzuim
Gemiddeld 10,94 15,42 24,39
Percentiel 25 1 6 10
Mediaan 6 10 16
Percentiel 75 13 17 27
Valid N 185.778 195.689 244.995

N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.

 

figuur 2
figuur 2

 

Ruim 50 % van het verzuim langer dan 6 weken herstelt de eerste 4 maanden, 40 % herstelt in de loop van het eerste ziektejaar en ongeveer 10 % herstelt na 1 jaar.

 

figuur 116
figuur 116

 

 

figuur 118
figuur 118

 

Dit is de meest voorkomende diagnose in de spreekkamer van de BA, ruim 11 % van de mensen heeft deze klachten. Ongeveer 3 % van de WIA beoordelingen bij het UWV gaat over mensen die overspannen zijn. Het grootste deel hiervan in niet blijvend arbeidsongeschikt . Hier kunnen we met elkaar nog winst boeken.

15 Surmenage

  Aantal weken tot eerste hervatting Aantal weken tot 50% hervatting Aantal weken verzuim
Gemiddeld 10,58 15,62 25,93
Percentiel 25 1 6 12
Mediaan 6 11 18
Percentiel 75 14 19 31
Valid N 20.367 22.376 27.616
% totaal 11,31    

N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.

Mannen 11311 vrouwen 16305

Diagnose P619 Overige aanpassingsstoornissen [surmenage]

omschrijving aantal 2006 Totaal 2006 Perc 2006 Aantal 2007 Totaal 2007 Perc 2007
toewijzing IVA 13 3795 0,3 11 4388 0,3
toewijzing WGA 211 5306 4 179 5767 3,1
toewijzing WGA volledig ao 186 8906 2,1 216 10463 2,1
afwijzing aanvraag WIA, < 35% ao of geschikt eigen werk 526 11516 4,6 507 11185 4,5
afwijzing aanvraag WIA, herstel 33 1266 2,6 34 1050 3,2
afwijzing aanvraag WIA, overleden of 65 jaar geworden   7     6  
afwijzing aanvraag WIA, overige redenen 41 1286 3,2 38 1980 1,9
afwijzing aanvraag WIA, reden (nog) onbekend 155 3240 4,8 106 2413 4,4
Overzicht voor 'Diagnodecode' = P619 (8 detailrecords)            
Totalen 1165 35322 3,3 1091 37252 2,9

 

figuur 120
figuur 120

 

 

figuur 122
figuur 122

 

Mensen met spanningsklachten – de lichtste vorm van overspanning herstellen relatief snel.

In wezen zou de bedrijfsarts de diagnose moeten bijstellen als het verzuim langer gaat duren. We zien dit te weinig. 
De Wia instroom is zoals te verwachtten laag. Komt bij de bedrijfsarts in de spreekkamer in 6,6 % van de gevallen deze diagnose voor – bij de WIA is dit1 %. Het grootste deel is mnider dab 35 % ao bij de beoordeling.

14 Spanningsklacht

  Aantal weken tot eerste hervatting Aantal weken tot 50% hervatting Aantal weken verzuim
Gemiddeld 9,49 12,66 19,87
Percentiel 25 1 5 9
Mediaan 7 9 14
Percentiel 75 12 15 22
Valid N 12.004 12.743 16.184
% totaal 6.63    

N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.

Mannen 7473 vrouwen 8711

Diagnose P109 Spanningsklacht

omschrijving aantal 2006 Totaal 2006 Perc 2006 Aantal 2007 Totaal 2007 Perc 2007
toewijzing IVA 3 3795 0,1 6 4388 0,1
toewijzing WGA 52 5306 1 46 5767 0,8
toewijzing WGA volledig ao 53 8906 0,6 45 10463 0,4
afwijzing aanvraag WIA, < 35% ao of geschikt eigen werk 241 11516 2,1 199 11185 1,8
afwijzing aanvraag WIA, herstel 34 1266 2,7 15 1050 1,4
afwijzing aanvraag WIA, overleden of 65 jaar geworden   7     6  
afwijzing aanvraag WIA, overige redenen 15 1286 1,2 15 1980 0,8
afwijzing aanvraag WIA, reden (nog) onbekend 56 3240 1,7 47 2413 1,9
Overzicht voor 'Diagnodecode' = P109 (8 detailrecords)            
Totalen 454 35322 1,3 373 37252 1

 

figuur 124
figuur 124

 

 

figuur 126
figuur 126

 

Het herstel bij Burn Out duurt duidelijk langer dan bij overspanning.De uitstroom vindt geleidelijk plaats – maar het aantal dat langer dan een jaar duurt is groot.

Opvallend is ook dat hoewel de diagnose surmenage 10 x vaker voorkomt het aantal WIA beoordelingen ruim de helft is. De toewijzing van een ( gedeeltelijke)WGA uitkering is in deze groep relatief hoog. Getalsmatig liggen alle aantallen in 2007 onder die van 2006.

Het begin van een dalende trend ??

Bij burnout herstellen mannen iets sneller dan vrouwen. Het leeftijdseffect is groter ( zie onderstaande grafiek)

16 Burnout

  Aantal weken tot eerste hervatting Aantal weken tot 50% hervatting Aantal weken verzuim
Gemiddeld 21,18 31,79 49,60
Percentiel 25 1 11 24
Mediaan 10 24 40
Percentiel 75 32 44 61
Valid N 2.454 2.463 3.033
% totaal 1,24    
N.B. De verzuimduren hebben betrekking op verzuimgevallen van 43 dagen en langer.  
       

Mannen 1540 Vrouwen 1493

Diagnose P611 Burnout

omschrijving aantal 2006 Totaal 2006 Perc 2006 Aantal 2007 Totaal2007 Perc 2007
toewijzing IVA 5 3795 0,1 6 4388 0,1
toewijzing WGA 183 5306 3,4 131 5767 2,3
toewijzing WGA volledig ao 88 8906 1 92 10463 0,9
afwijzing aanvraag WIA, < 35% ao of geschikt eigen werk 163 11516 1,4 139 11185 1,2
afwijzing aanvraag WIA, herstel 16 1266 1,3 15 1050 1,4
afwijzing aanvraag WIA, overleden of 65 jaar geworden   7     6  
afwijzing aanvraag WIA, overige redenen 4 1286 0,3 14 1980 0,7
afwijzing aanvraag WIA, reden (nog) onbekend 37 3240 1,1 11 2413 0,5
Overzicht voor 'Diagnodecode' = P611 (8 detailrecords)            
Totalen 496 35322 1,4 408 37252 1,1

 

figuur 128`
figuur 128

 

6. Preventie

Primaire preventie

  • Werkbelevingsonderzoek.

  • Risicovolle beroepen: preventieve trajecten/cursussen inzicht in stress en stressgerelateerde klachten.

Secundair preventie

Als de doelstelling van de begeleiding (optimaal functioneren voor de werknemer/patiënt met psychische klachten te bewerkstelligen en daarmee te voorkomen dat functioneringsbeperkingen en klachten leiden tot langdurige of frequente arbeidsongeschiktheid) is bereikt, wordt de begeleiding afgesloten (zie par. 2.3). Nazorg wordt geborgd door gebruik te maken van de terugvalpreventie.

Terugvalpreventie is een belangrijk instrument om het effect van de begeleiding/behandeling te borgen. De kans wordt vergroot dat een patiënt bij recidiverende klachten hier adequaat op reageert en daarmee een volledig recidief weet te voorkomen dan wel te bekorten. Aspecten van terugvalpreventie staan beschreven in de Richtlijn Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische klachten. 2

Literatuur

1. Lesa. Landelijke Eerstelijns SamenwerkingsAfspraak Overspanning, jan 2005.
2. NVAB. Richtlijn Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische klachten. Utrecht, NVAB, 2000.
3. Klink JJL van, Lasschuyt H. Overspanning. (Serie: Handboek arbeid en belastbaarheid.) Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2004.
4. Terluin B, Dijk B van, Klink J van der, et al. De behandeling van overspanning, een systematisch literatuuroverzicht. Huisarts Wet. 2005;48:7-12.
5. UWV claimbeoordeling bij arbeidsongeschiktheid UWV website.
6. Schmidt AJM. Overspannig is burnout? Neen! Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd. 2000;8:204-7.
7. Croon EM, Hugenholtz NIR, Nieuwenhuijsen K, Dijk FJH van. Prognose van verzuimduur bij psychische aandoeningen. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd. 2005;13:137-42.
8. NCvB. Registratierichtlijn E002 Burnout overspanning. Amsterdam: NCvB, 1999-2001.
9. Schmidt AJM, Dorant E. De Overspanningsklachtenlijst: achtergronden en praktische toepassing. Tijdschr Bedrijfs Verzekeringsgeneeskd. 2007; 15:25-7.